Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

de geschiedenis van de Lutherse Kerk

Toen in het oorlogsjaar 1943 het feit werd herdacht dat de Lutherse Gemeente van Weesp 300 jaar bestond, geschiedde dit, gezien de tijdsomstandigheden, op sobere wijze. Toch werd , blijkens een bewaarde oorkonde, door de gemeente de restauratie van de avondmaalstafel verzorgd en het nog steeds aanwezige doopvont aangeboden.
Het was de heer Karel Bockweg die in die donkere oorlogsdagen de geschiedenis van de Evangelisch Lutherse Gemeente heeft nageplozen en op schrift heeft gesteld.
Aan dit met veel zorg en eindeloos geduld tot stand gebrachte historisch overzicht ontleen ik hieronder graag een aantal gegevens, aangevuld met de meer recente geschiedenis na 1943.

De eerste aantekening omtrent lutheranen in Weesp dateert van 1642, het jaar waarin de in Weesp wonende volgelingen van Maarten Luther zich gingen vestigen. Zij waren vrijwel allen Duitsers, gevlucht voor de gevolgen van de 30-jarige oorlog. Het is dan ook te begrijpen dat hun eerste predikant, die in 1643 de eerste geregelde bijeenkomsten leidde, een Duitser was, dominee Tobias Brustenbach uit Wiesbaden.

De eerste officiële godsdienstoefening was op de tweede zondag na Pasen: 19 april 1643. De stichtingsdatum van de Lutherse Gemeente Weesp.
De eerste tijd was zeer moeilijk. Voor de luthersen of martinisten gold bepaald geen vrijheid van godsdienst. De eerste plaats van samenkomst werd in 1644 gehuurd voor de som van zestig guldens per jaar. De juiste plaats is helaas niet bekend. Hier werd op eerste paasdag van 1645 voor de eerste maal het Heilig Avondmaal gevierd.

De tegenwerking van de gemeentelijke overheden was zo groot, dat dominee Brustenbach in 1646 door het college van Burgemeester en Schepenen werd veroordeeld tot het betalen van zeshonderd gulden boete omdat hij, tegen hun resolutie in, 24 keer gepredikt had.
Zeer in het nauw gedreven wendden predikant en kerkenraad zich tenslotte, via de lutherse graaf van Oost-Friesland, tot stadhouder Frederik Hendrik, die het stadsbestuur van Weesp bewoog de Lutherse Gemeente in Weesp met rust te laten. Eindelijk, in 1647, verkreeg men verlof om zonder stoornis godsdienstoefeningen te houden.
Het aantal leden was inmiddels gestegen van 40 tot 130. De behoefte aan een eigen kerkgebouw werd sterker.

Men had het oog laten vallen op een groot huis op de hoek van de Nieuwstad en de Jan Gortersteeg. De plaats waar later de christelijke kleuterschool en nog weer later ‘Tussen de Grachten’ zou komen te staan. In dit huis was voorheen de Bank van Lening gevestigd en door verbouwing wilde men het inrichten als kerk, pastorie en kosterswoning. Maar de onbemiddelde gemeenteleden hadden geen geld!
Om het benodigde kapitaal te verkrijgen reisden, vroeg in het voorjaar van 1648, de diakenen Philips Mohr en Hans Schult met een aanbevelingsbrief, getekend door de lutherse predikanten van Amsterdam, naar Duitsland. Zij bezochten verschillende Noordduitse steden, Zweden en Denemarken en keerden in 1649 terug met althans een beginkapitaal.
Ondanks deze geweldige inspanning moest het nog tot 1657 duren alvorens het kerkgebouw op de zo fel begeerde plek gereed kwam.
Het gebouw werd ingewijd op de eerste kerstdag van dat jaar. De collecte voor de diaconie bedroeg die dag, uit twee kerkdiensten, vier gulden en acht stuivers. De lutheranen waren arm, maar het geld was natuurlijk wel heel wat meer waard dan nu.

Dominee Tobias Brustenbach, de eerste lutherse predikant van Weesp, diende de gemeente die hij had opgebouwd nog tot 1668, het jaar waarin hij overleed. Uit geschriften en aantekeningen komt hij naar voren als een vroom en ijverig leraar, alom geacht en bemind.

Dat er ook in de financiële geschiedenis van de kerk niets nieuws onder de zon is, blijkt wel uit de enorme moeilijkheden met geldzaken, die de gemeente in de nu volgende jaren kreeg te verwerken. In 1676 dreigde zelfs de verkoop van de bezittingen om de schulden te kunnen betalen. Gelukkig werd deze ramp voorkomen door een verleende subsidie.
Predikanten kwamen en gingen. Al hun namen staan op de achter glas geschilderde lijsten, vervaardigd door de lutherse predikant en beeldend kunstenaar dominee P.H.G.C. Kok.
Van dominee Wakker (1793-1809) is nog een portret bewaard gebleven dat eveneens in de consistoriekamer hangt.

In 1792 werd door de gemeente het feit herdacht dat de luthersen in Weesp zich 150 jaar tevoren hadden verenigd.
In 1797 wordt gemeld dat de gemeente 680 leden telt!
Daartoe in staat gesteld door een grote erfenis werd in 1818 begonnen met de bouw van de thans nog op de Nieuwstad aanwezige Maarten Lutherkerk.
Dit viel in de ambtsperiode van dominee Abraham Noordbergh, die de gemeente diende van 1808 tot 1843.
In dit nieuwe kerkgebouw werden onder anderen aangebracht: het orgel, het doophek, de avondmaalstafel en de trap, allemaal afkomstig uit de oude kerk. Ze zijn daar tot op heden toe aanwezig. Zelfs de Bentheimer vloertegels uit de oude kerk werden meegenomen en weer in de nieuwe kerk gelegd. Ze liggen er nog steeds.

Op eerste kerstdag van het jaar 1819 werd de huidige kerk ingewijd door dominee Noordbergh. Hij was ook de eerste geschiedschrijver van de gemeente. Vele gegevens zijn bewaard gebleven dank zij zijn naspeuringen en verslaggeving.
In 1919 werden, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het kerkgebouw, de nog steeds aanwezige glas-in-loodramen aangeboden. Ruim zestig jaar later werd gestart om één van deze ramen te voorzien van moderne, gebrandschilderde glas-in-loodramen, ontworpen door dominee en mevrouw Kok en uitgevoerd door Gerrit Wierper en Co Woudsma.
In een recent verleden werden zowel de toren alsmede een groot gedeelte van het kerkgebouw grondig gerestaureerd. Ook het monumentale Strümplerorgel werd gerestaureerd.
Kijk voor de geschiedenis van de glas-in-loodramen als ook voor de geschiedenis van het Strümplerorgel onderaan deze pagina.

Tenslotte werden, na een lange periode van ‘Samen op weg’ , op zondag 14 mei 2006 de Hervormden, de Gereformeerden en de Lutheranen gefuseerd tot de nieuwe Protestantse Gemeente te Weesp en Driemond.
Hiermee is het zelfstandig bestaan van een lutherse gemeente in Weesp na 363 jaar geëindigd.
Daarbij is besloten ook de Maarten Lutherkerk af te stoten, een onvermijdelijk besluit dat echter door velen is betreurd.
In dit stukje geschiedschrijving willen we de herinnering aan dit kerkgebouw bewaren.
Met dank is gebruik gemaakt van informatie van de site http://www.maartenlutherkerkweesp.nl/

Het Strümphler orgel

De zevenentwintigste augustus Anno Domini 1769 kan rustig een hoogtepunt in de Weesper kerkorgelgeschiedenis genoemd worden. Op die zondag is het orgel tijdens de middagdienst plechtig in gebruik genomen. Daarmee verrijkte de Lutherse Gemeente de stad met een tweede kerkorgel, dat nu het oudste van Weesp is: de Hervormde Kerk verving haar oude orgel in 1823 voor een nieuw orgel, dat sinds enige jaren weer in de oorspronkelijke staat is te horen.
Maar terug naar de eigen Lutherse Kerk, wel te verstaan de oude Lutherse Kerk op de hoek van de Nieuwstad en de Jan Gortersteeg.
Daar kerkte ons voorgeslacht van 1657 tot 1819.

Het orgel is ingewijd door de toenmalige pastor en leraar Dominicus Carel Brinkman, die in 1754 uit Kampen kwam en tot zijn overlijden in 1784 de gemeente in Weesp diende.
Hij was ook scriba, dus secretaris van de kerkenraad. In een bewaard gebleven notulenboek hield hij de belangrijkste gebeurtenissen in het gemeenteleven tot zijn dood nauwkeurig bij, met een handschrift dat door een ringetje te halen is: sierlijk en duidelijk. Meestal ondertekende hij zijn notulen met ‘Carel Brinkman Pastor en Scriba’. En zo lezen we in een verslag van de kerkenraadsvergadering van 17 januari 1769: ‘Na voorafgaande gebeden is door de Preses in een grote kerkenraad aan de vergadering voorgesteld, wijl onze gemeente reeds voor lange tijd gewenscht heeft, om eens in de kerk nog een orgel te hebben na mate van onze kerk’.
Dominee Brinkman vervolgt: ‘of men niet zoude goedvinden een orgel te laten maken volgens bestek van meer dan één orgelmaker opgesteld en die van dezelve de minste prijs of somma geld stelde, aan te besteden? en  is daarop met grote meerderheid van stemmen, om aan de Orgelmaker Baëts te Utregt te schrijven of zijn E(dele) aannaam zulk orgel volgens bestek in de maand july 1769 in order te leveren; en deze zulx weigerende dan het zelve aan te besteden aan de Orgelmaker Johannes Strümphler volgens zijn bestek f. 1412.= als dan de minst geschreven hebbende’.

Het is niet zo vreemd dat de kerkenraad aan orgelbouwer Johann Heinrich Bätz te Utrecht als eerste de eer geeft. Deze lutheraan heeft in 1769 een grote reputatie. Denken we alleen maar aan het schitterende orgel van de Lutherse Burgwalkerk in ‘s-Gravenhage, dat hij zeven jaar eerder voltooide, dus in 1762. Maar óf Bätz krijgt de bestelling niet klaar in juli 1769 (bijvoorbeeld om gezondheidsredenen: hij sterft het jaar erop) óf hij vraagt teveel Caroli Guldens. Want in het kerkenraadverslag van 23 januari 1769 wordt ‘Strümphler aangesteld onder conditie dat hetzelve in de maand July 1769 alles in order moet gereed gemaakt zijn om te kunnen bespeeld worden of dienst daarmede te doen’.

Deze Johannes Stephanus Strümphler te Amsterdam kreeg hiermee voor zover we weten zijn eerste opdracht om een kerkorgel te bouwen. En zo valt te begrijpen dat de kerkenraad deze pas uit Duitsland geëmigreerde lutheraan als tweede gegadigde stelt. De concurrerende prijs past natuurlijk bij een beginnende orgelmaker. Hoe dan ook, het orgel is gebouwd in een inmiddels beroemde, ambachtelijke orgelperiode. Als eerste van de 36 Strümphlerinstrumenten kunnen we het orgel uniek noemen.
Verscholen onder een kerkbank in de Oude Lutherse Kerk aan het Spui in Amsterdam ligt de grafsteen van Johannes Stephanus Strümphler, geboren op 19 oktober 1736 en overleden 3 augustus 1807.

Theo Dierdorp †

De meer recente geschiedenis van het orgel

Op initiatief van Theo Dierdorp werd op 22 december 1980 de Stichting Strümphlerorgel opgericht die nog altijd bestaat.
In de tijd die daarop volgde werd het orgel, met behulp van Monumentenzorg en tal van andere subsidiegevers, zeer ingrijpend gerestaureerd en vooral zoveel mogelijk teruggebracht naar zijn oorspronkelijke staat.
Drs. J.J. van der Harst, adviseur bij restauraties van historische orgels, schrijft dan ook in een artikel van zijn hand: ‘De speelaard van het orgel is gevoelig, direct en muzikaal. Conclusie: een rijk instrument!’

Dispositie van het vernieuwde Strümphlerorgel

Manuaal I, Hoofdmanuaal:

* 1.        Prestant               8'
* 2.        Holpijp                8'
* 3.        Octaaf                 4'
* 4.        Roerfluit              4'
* 5.        Quint                  3'
* 6.        Octaaf                 2'
# 7.        Nachthoorn             2'
# 8.        Flageolet              1'
* 9.        Mixuur                 4 st.
# 10.      Sexquialtera            3 st. Disc.
# 11.      Trompet                 8'

Manuaal II, Bovenklavier:

# 1.        Roerfluit                   8'
# 2.        Viola di Gamba              8'
# 3.        Gemshoorn                   4'
# 4.        Nazard                      3'
# 5.        Woudfluit                   2'
# 6.        Dulciaan                    8'
Tremulant

Pedaal:

+ 1.        Subbas               16'
# 2.        Open fluit             8'
Koppel Manuaal II aan Manuaal I
Koppel Pedaal aan Manuaal I
Koppel Pedaal aan Manuaal II
Verklaring tekens:

* is pijpwerk van Strümphler
# is pijpwerk van Fama & Raadgever
+ is pijpwerk van De Koff


Geschiedenis glas in lood ramen

In de Maarten Lutherkerk zijn op diverse plaatsen kunstwerken aanwezig van de voormalige predikant van de gemeente, drs. P.H.G.C. Kok.
Pieter Herman Gerrit Cornelis Kok werd 9 november 1919 te Utrecht geboren. Hij studeerde zowel theologie, waarin hij op 5 oktober 1943 proponentsexamen deed, als aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Van januari 1944 tot oktober 1945 was hij hulppredikant in achtereenvolgens Leeuwarden, Culemborg en Utrecht. Op 14 april 1950 werd hij geordineerd en op 16 april 1950 ingezegend tot predikant van de Evangelisch Lutherse Gemeente te Weesp.
Van 1959 tot 1961 was hij plaatsvervangend synodelid en vervolgens van 1961 tot 1977 synodelid, gedurende welke periode hij van mei 1968 tot mei 1975 het ambt van synodepresident bekleedde.

Hij was doctorandus in de theologie met als hoofdvak patristiek, de kennis van de leer en de geschriften der kerkvaders.
Zijn werk als predikant wist hij, in de ruim 31 jaar dat hij in Weesp woonde en werkte, voortreffelijk te combineren met zijn werk als beeldend kunstenaar. Hij wisselde snel zijn toga met de overall en andersom. Zo waren zijn preken vooral zo uitermate boeiend doordat hij zijn getalenteerde inzichten als kunstenaar hier mede bij betrok, zonder de hoofdlijnen van het evangelie ook maar ooit één keer los te laten. Aan de andere kant waren zijn ontwerpen voor wandschilderingen, mozaïeken en glas-in-loodramen vrijwel altijd geïnspireerd door datzelfde evangelie.
In vele tientallen kerken en andere gebouwen zijn uitvoeringen en/of ontwerpen van zijn hand te vinden. Wij noemen hier onder andere een glas-in-loodraam in de Nederlandse Kerk te Londen, ter herdenking van H.M. Koningin Wilhelmina, de glas-in-loodramen in de Duinzichtkerk te Den Haag, een mozaïek van de Lutherroos in het Luthers Rusthuis Meer en Vaart in Amsterdam-Osdorp, de glas-in-loodramen in het koor der Evangelisch Lutherse Kerk te Arnhem en natuurlijk de ramen en de mozaïeken in de Maarten Lutherkerk te Weesp.

Al jaren was het zijn wens om ook voor ‘zijn eigen kerkje’ één of meerdere glas-in-loodramen te ontwerpen. En hoewel hij het kerkgebouw al eens verrijkte met twee prachtige ‘achter-glas’ schilderingen met daarop vermeld de namen van alle predikanten der Evangelisch Lutherse Gemeente te Weesp vanaf 1643, en hij, samen met zijn echtgenote, in 1975, na zijn 25-jarig ambtsjubileum in Weesp, aan de gemeente twee mozaïeken schonk, bleef deze droom toch heel lang een wensdroom.
Het ontbrak de gemeente aan geld om een eventueel ontwerp van dominee Kok uit te laten voeren. Pas in 1980, toen twee gemeenteleden, Gerrit Wierper en Co Woudsma, er sterk bij hem op aandrongen dat zij wel wilden proberen de ramen te maken, gaf hij zich gewonnen en leerde hen de fijne kneepjes van het vak van glazenier.
Terwijl dominee Kok aan zijn eerste ontwerp begon, deden de twee amateurs nog de nodige ervaring op bij het glas-in-loodatelier ‘Brabant’ te Tilburg, welk atelier al veel ontwerpen van dominee Kok had uitgevoerd.

In mei 1980 was het eerste ontwerp klaar: Jacobs droom te Bethel (Genesis 28 vers 10-22), en in een feestelijke zondagsdienst op 8 februari 1981 kon het eerste raam ingewijd worden door dominee Kok, die uiteraard een boeiende preek over het afgebeelde bijbelgedeelte hield in een stampvolle kerk.
Pers, radio en televisie besteedden ruime aandacht aan deze feestelijke en voor Nederland unieke gebeurtenis waarbij een predikant en twee diakenen een gebrandschilderd raam voor hun eigen kerk maakten.

Direct aansluitend werd door dominee Kok met het tweede ontwerp begonnen: De worsteling van Jacob met de engel aan de beek de Jabbok (Genesis 32 vers 22-32). Nog voor de makers dit raam konden voltooien overleed dominee Kok op 13 mei 1981. Ontwerpschetsen voor het derde raam waren al door hem gemaakt.
Het tweede raam werd sober en plechtig ingewijd op 15 november 1981 door een studievriend van wijlen dominee Kok, dominee P.C. Roodenburg uit Doetinchem. Nog tijdens zijn ziekbed heeft dominee Kok er bij zijn echtgenote, mevrouw D.A. Kok-Meulenbroek, sterk op aangedrongen dat, mocht hij dit werk niet kunnen voltooien, zij dit voor hem moest doen.
Helaas heeft dit zo moeten zijn.
Wij verloren in dominee Kok een bezielend herder en leraar, een gedreven kunstenaar en voor zeer velen: een zeer goede vriend.
Inmiddels is mevrouw Kok inderdaad doorgegaan met het ontwerpen van een aantal volgende ramen en hebben de vrienden Gerrit Wierper en Co Woudsma deze ontwerpen weer uitgevoerd.
Steeds werden daarbij de benodigde materialen als glas, lood, soldeer, brandverf, enz. geschonken door gemeenteleden en ook door belangstellenden van buiten de eigen kerk.

Overzicht van de tot op heden geplaatste ramen:

Raam 1:         Jacobs droom te Bethel (Genesis 28 vers 10-22), ingewijd zondag 8 februari 1981 door dominee P.H.G.C. Kok.

Raam 2:        De worsteling van Jacob met de engel aan de beek de Jabbok (Genesis 32 vers 22-32), ingewijd zondag 15 november 1981 door dominee P.C. Roodenburg.

Raam 3:        De doortocht door de rode zee (Exodus 13 vers 17 en 14-31), ingewijd 2e kerstdag 26 december 1982 door de heer JanPaul Kok.

Raam 4:        De droom van Jozef (Genesis 37 vers 5-8),  ingewijd zondag 19 mei 1985 door dominee Marius de Klerk.

Raam 5:        Mozes met de wetstafelen (Exodus 32 vers 15) en
Raam 6:        De verspieders (Numeri 13 vers 23)
Gelijktijdig ingewijd zaterdag 31 oktober 1998 (Hervormingsdag) door dominee Ilona Fritz.

Raam 7:        Ruth en Boaz (Ruth 3)
Ingewijd tijdens een vesper op zaterdag 3 mei 2003 door dominee Robert H. de Vos.